Discriminatie en racisme: voor sommige gezinnen is het iets waar ze helaas dagelijks mee geconfronteerd worden. Voor andere gezinnen is het een ver van het bed show, iets wat af en toe in het nieuws voorbij komt. Als ouders dragen wij de verantwoordelijkheid om onze kinderen hierin te ondersteunen, te onderwijzen en bij de hand te nemen. Maar hoe doen we dat?
Ongeacht jouw eigen achtergrond en cultuur, of die van je partner, is het belangrijk om thuis over ongelijkheid, discriminatie en racisme te praten. We bespreken dit met Mary-Anne Kammeron. Mary-Anne is Afro-Surinaams, haar man Nazar Midden-Oosters. “Mijn man en ik hebben twee verschillende etnische achtergronden. Nazar heeft veel negatieve ervaringen meegemaakt met betrekking tot discriminatie en racisme. Ik heb dit in het verleden ook meegemaakt, maar de laatste jaren dusdanig weinig dat ik mij ook echt moet verplaatsen in de mensen die dit op dagelijkse basis meemaken”, vertelt Mary-Anne. “Hoewel Nazar en ik een niet-Europese etniciteit en culturele achtergrond hebben, vinden wij het heel belangrijk om Noah Rae te leren over alle etnische achtergronden. Ik denk dat je ongeacht jouw eigen afkomst moet praten over discriminatie en racisme, al helemaal met je kindje(s). Praat over verschillende mensen, hun cultuur, het land waar zij vandaan komen.”
Volgens Mary-Anne is het belangrijk dat haar zoontje Noah Rae over verschillende etnische achtergronden leert. “We willen hem leren wat discriminatie is om hem er voor te beschermen, maar ook te voorkomen dat hij dit zelf zal doen naar mensen met een andere etnische achtergrond.”
Zelfreflectie
Volgens Judi Mesman, hoogleraar maatschappelijke vraagstukken jeugd aan de Universiteit Leiden, is zelfreflectie een van de belangrijkste startpunten van praten over racisme. “Als je conversaties over dit onderwerp wilt hebben, zul je kritisch naar jezelf moeten kijkenen bedenken hoe jij er in staat, wat jij ervan vindt, wat jij zelf wel of niet hebt gedaan in bepaalde situaties. Weet je genoeg van het onderwerp af? Zorg dat je er klaar voor bent om met je kinderen hierover in gesprek te gaan.”
Die zelfreflectie is vaak nog moeilijker en ongemakkelijker dan de gesprekken met je kinderen (kunnen) zijn, maar je moet het als ouder wel doen. “Kindjes stellen, vaak in alle onschuld, vragen. Daar kun je als ouder, als je niet goed bent voorbereid, van in de stress schieten. Op het moment dat een kindje aanvoelt dat het gesprek erover eng of moeilijk wordt voor papa of mama, dan wordt het onderwerp ook eng of moeilijk.”
Transparantie
Het is voor sommige ouders onvermijdelijk dat het gesprek ongemakkelijk voelt, maar dat ongemak wil je wel benoemen – zegt Judi. “Zo snapt je kind ook wat er aan de hand is. Onderliggend ongemak is voor kinderen moeilijk om mee te dealen. Ze voelen iets aan, maar weten niet wat. Dan is expliciet benoemen dus veel fijner. Je kunt bijvoorbeeld dingen zeggen als: ’Goh, het is best een moeilijk onderwerp, ik weet ook niet altijd hoe het zit, maar dat maakt het nog belangrijker om er wel over te praten. Soms zijn er vragen waar ik nog over na moet denken en dat is niet erg.’ Die transparantie daarin is heel belangrijk.”
Rolmodel
Vergeet ook niet dat je als ouder het allergrootste rolmodel bent voor je kinderen. Die rolmodel functie uit zich onder andere in ons taalgebruik. “Een zin waarin iemand het heeft over ‘gewone Nederlanders’ als ze witte Nederlanders bedoelen, of de vraag ‘waar iemand echt vandaan komt’ hoor je zo vaak. Dat taalgebruik geeft een boodschap over wie er wel of niet bij hoort, ook al doe je dit heel vaak onbewust. Maar kinderen horen dit wel”.
Mary-Anne herkent die situatie ook. “Wanneer iemand met een andere culturele of etnische achtergrond zich in een gezelschap bevindt met mensen die verder allemaal wel dezelfde culturele achtergrond delen, worden er vragen stelt die uit interesse zijn bedoeld, maar iemand juist het gevoel geven ‘anders’ te zijn.”
Het zijn dus precies die dingen die we onbewust doen, zeggen of laten die onnodig en soms kwetsend onderscheid maakt tussen groepen die we op moeten sporen en waar we alert op moeten zijn. “Hoewel zelfreflectie lastig is, is het belangrijk om dit bij jezelf te blijven checken”, zegt Judi.
Racisme bij kinderen
Uit onderzoek blijkt dat kinderen al voordat ze zes maanden oud zijn herkennen dat mensen er anders uit zien. Dat ze die verschillen zien en er – zoals wij doen – ook gedachten of oordelen aan koppelen, dat is een ander verhaal. Dat komt vaak pas een stuk later. Wat die gedachten en oordelen zijn, dat hangt af van allerlei factoren. Opvoeding, naar welke school ze gaan, wat voor vriendjes ze hebben, wat voor programma’s ze kijken. Onderzoek laat ook zien dat voor de leeftijd van zeven kinderen bij de keuze ‘met wie wil je spelen?’ al voorkeur kunnen hebben voor kinderen uit hun eigen etnische groep, kinderen die op hen lijken. Na zeven jaar begint zelfs iets wat ‘out group rejection’ heet: kinderen die specifiek aangeven niet met een kindje van een andere etniciteit te willen spelen. “Onderzoeken zijn gemiddelden, dus het geldt niet voor elk individueel kind, maar het geeft wel een indicatie over wat er op groepsniveau gebeurt”, verduidelijkt Judi.
Ongelijkheid
Als je het met (jonge) kinderen over racisme wilt hebben, dan is het onderwerp ongelijkheid iets wat de meeste kinderen begrijpen. “Dat is een dappere en geschikte manier om het onderwerp met je kinderen te bespreken. Je kunt vertellen dat we allemaal verschillend zijn en dat dat mooi is, maar dat we nog steeds niet gelijk zijn. Dat mensen met een bepaalde huidkleur of achtergrond niet hetzelfde behandeld worden en niet dezelfde kansen krijgen in onze maatschappij. Als je aan jongere kinderen vraagt of het eerlijk is dat een kindje niet mee mag spelen omdat zijn huiskleur anders is dan die van jou, dan zullen ze altijd zeggen dat dat helemaal niet eerlijk is, want kinderen zijn gevoelig voor oneerlijkheid.”
Wanneer praat je erover?
Als we Judi vragen wat een goed moment of goede leeftijd is om het met kinderen over discriminatie te hebben, geeft ze aan dat je dit per individueel kind moet bepalen. “Op het moment dat jouw kind er aan blootgesteld wordt – op school, via het Jeugdjournaal, via vriendjes – kun je er maar beter voor zorgen dat jij er ook invloed op hebt en dat niet alleen aan anderen over moet laten. Zorg dus dat je er nu al klaar voor bent.”
Ook een kindje van vier kan best eens iets opvangen en erover beginnen. Maar merk je dat jouw zoontje of dochtertje je aankijkt met een ‘mam, waar heb je het over?!’-blik, dan is het ook niet erg nog even te wachten. “Als jij het onderwerp nu wilt bespreken met jouw vier-jarige zoon, maar het sluit totaal niet aan bij zijn belevingswereld, dan heeft het ook weinig zin. Wacht dan nog even. Wees er bewust mee bezig, misschien sluit het vanzelf een keertje aan bij iets wat er in jullie omgeving speelt of iets wat je kindje ziet op televisie.”
Gebruik kinderboeken
Wat volgens Judi een hele goede en laagdrempelige manier is om het onderwerp in jouw huis bespreekbaar te maken – ook bij jonge kindjes – is door middel van kinderboeken. “Je kunt kiezen voor een boek waarin kindjes verschillende achtergronden en huidskleuren hebben, of voor boekjes waarin het explicieter over ongelijkheid of discriminatie gaat. Je kunt zelf kijken wat past bij jouw gezin en kinderen. Het allerbelangrijkste is dat je het onderwerp bespreekbaar maakt en vooral houdt in huis.”
We verzamelden een lijstje met boeken-tips:
- Van klein tot groots – Rosa Parks
- Maan in Australië
- Maan in Canada
- Elfjes in de achtertuin
- Heb jij misschien Olifant gezien?
- Sara Snufje
- Lotjes zorg
- Ada Dapper Wetenschapper
- Planeet Omar
Niet Nederlands:
- The Big Bed
- The Day you Begin
- Aya & Pete in Paris
- Sunny Day
- Sisters
- My Friend Earth
- Brown Girl Magic