Geen enkele bevalling is hetzelfde. In de serie How About Mom’s bevallingsverhalen vertellen moeders over hun eigen ervaringen. Deze week deelt Sharon, moeder van Jackie (’20) en Naemi (’23) haar verhaal. ‘Regelmatig lees ik bijzondere bevallingsverhalen op jullie site of op de socials. Mijn bevalverhaal – een stuitbevalling die begon in de auto – is zowel bijzonder als traumatisch geweest, een verhaal wat ik met andere moeders wil delen.‘
Net na kerst komen we erachter dat ik zwanger ben van onze tweede kindje (we willen het geslacht tijdens de zwangerschap niet weten). Vanaf het moment dat ze wat groter wordt en dus een beetje ‘vaster’ komt te liggen, blijkt dat ze steeds in dwarsligging ligt. En inderdaad, met de liggingsecho blijkt ze in een volkomen stuit te liggen, dus met haar voeten naar beneden. We hebben zelf van alles geprobeerd om haar te laten draaien: van yoga-oefeningen tot aan acupunctuur en Moxa therapie. Ook hebben we twee keer een versie laten doen in het ziekenhuis, maar bij alle vijf pogingen draait ze tot halverwege en ‘schiet’ ze daarna weer terug naar hoe ze het liefste ligt. Ze lag letterlijk én figuurlijk dwars 🙂
Overgedragen aan het ziekenhuis
Als ze met 37 weken nog steeds in stuit ligt, word ik medisch. De verdere begeleiding van mijn zwangerschap en de bevalling zal in het ziekenhuis plaatsvinden. Dit ziekenhuis ligt iets verder weg dan ons eigen ‘lokale’ ziekenhuis, maar zij zijn gespecialiseerd in vaginale stuitbevallingen en dus kiezen we ervoor om ook in dit ziekenhuis te bevallen. Na lang wikken en wegen, besluiten we in ieder geval een vaginale stuitbevalling te proberen. Alle lichten staan op groen en drie specialisten hebben, afzonderlijk van elkaar, mij geadviseerd om vaginaal te bevallen. Het is de tweede, ze ligt er goed voor en er zijn verder geen andere bezwaren.
Ik vind het een lastige keuze. Voor mijn gevoel zijn de risico’s bij een keizersnede er vooral voor mij als moeder en bij een vaginale stuitbevalling vooral voor het kindje. Zuurstoftekort is een reëel risico en dat beangstigt mij. Achteraf vraag ik me af of dit een soort voorgevoel was. Met de gynaecoloog besluiten we daarom dat de optie keizersnede alsnog ‘laagdrempelig’ is. Zit er tijdens de bevalling iets tegen dan gaan we direct over op een keizersnede. Mijn vriend vindt het ook wel spannend dat het ziekenhuis verder weg is, wederom een voorgevoel? Als hij dit aan me vertelt, grap ik dat ik echt niet in de auto ga bevallen… als ik toen wist wat er op 19 augustus zou gebeuren.
Loos alarm
Mijn vriend, mijn oudste dochter en ikzelf zijn allemaal op een donderdag geboren. Niet dat ik per se bijgelovig ben, maar ik ben ervan overtuigd dat ons tweede kindje ook op donderdag zou komen. Inmiddels heb ik al twee weken voorweeën, een gevoel dat ik herkende van de vorige zwangerschap. Woensdag 16 augustus voel ik me niet helemaal top. Mijn vriend werkt op een uur rijden van onze woonplaats en door mijn verwachting dat ik op donderdag zou bevallen, laat ik hem naar huis komen. Die woensdag ben ik zelf wat onrustig, maar het blijft in mijn buik rustig. Loos alarm dus.
Vrijdag 18 augustus heb ik in de ochtend een echo in het ziekenhuis. Met 39 weken zwangerschap ben ik het inmiddels echt zat. Alles doet me zeer. Ik ben zelf niet zo groot, waardoor het hoofdje constant tegen mijn ribben aanduwt. Wat een naar gevoel. Autorijden was ook niet zo’n goed idee merk ik, want ik weet niet meer hoe ik moet gaan zitten. De echo is verder goed, onze baby ligt er nog goed bij, en heeft al haartjes. Alles is verder nog rustig en we maken een afspraak voor die week erop. Die dag ben ik verder nog lekker druk in de weer met mijn oudste dochter, we fietsen een stukje, eten een ijsje en spelen ‘s avonds nog met z’n allen (en de hond) in de tuin met de bal.
Nu is de bevalling echt begonnen
Al een paar nachten kom ik heel slecht in slaap, vanwege mijn rusteloze benen. Ik besluit op te blijven en pas naar bed te gaan als ik echt moe ben, met de hoop dan direct in slaap te vallen. Mijn vriend stuur ik uit voorzorg naar het logeerbed, want ik wil hem niet wakker houden met mijn gedraai. Ik heb die avond heerlijk op de bank muziek liggen luisteren (muziek waarvan ik nog steeds kippenvel krijg, omdat het me terugbrengt naar dat moment) en geappt met mijn beste vriendinnetje. We zouden de volgende dag lekker lunchen samen. Nog steeds geen tekenen van een bevalling. Rond twaalf uur duik ik mijn bed in, om vervolgens om 03.15u wakker te worden.
Bij een tweede herken je het meteen; dit gaat ‘m worden. Toch een beetje zenuwachtig vanwege de stuitligging en de afstand naar het ziekenhuis bel ik na een half uur al het ziekenhuis. De weeën zijn nog erg onregelmatig en we spreken af dat ik over een uurtje terugbel. Ondertussen ga ik nog in bad, wat ik bij de eerste heerlijk vond, maar ik vind het nu verschrikkelijk. Daarna maak ik mijn vriend wakker, met de mededeling dat het is begonnen. Hij maakt zich klaar en bereid de auto voor. Handdoeken, beschermmatjes… mannen en hun auto’s 😉
Op weg naar het ziekenhuis
Stipt een uur later bel ik weer naar het ziekenhuis. De weeën zijn nu regelmatig en ik weet zeker dat de bevalling écht begonnen is. De verloskundige vraagt wat ik wil. Het duurt waarschijnlijk nog wel even en zo voelt het ook. Ze zegt rustig aan te doen, maar ik wil liever alvast richting ziekenhuis. Ondertussen kijk ik iedere minuut bij mijn oudste dochter, die heerlijk ligt te slapen. Ik bel om 4.45u mijn moeder, want zij zal op onze oudste passen. Ik zeg haar rustig aan te doen. Dan kan ik nog mooi even het huis opruimen en voer voor onze hond klaarleggen, tussen de weeën door. Het is echt pijnlijk, maar ik herken dit. Ik app mijn beste vriendin dat lunchen niks gaat worden, maar dat het misschien wel kraamvisite wordt.
Het duurt toch wel lang voordat mijn moeder komt, want die weeën volgen elkaar snel op. Maar, niet aanstellen, ik vond die weeën bij de eerste ook echt vreselijk. Uiteindelijk zie ik mijn moeder en na nog een uitgebreide overdracht duwt mijn moeder me ongeveer de deur uit. Met een emmertje voor het spugen stappen we om 5.30u in de auto.
“Ik voel een voetje!”
Mijn vriend heeft gelijk al een beetje haast, maar ik zeg dat ‘ie echt niet hard hoeft te rijden. We zijn nog niet op de snelweg als ik wat begin te vloeken. Voor hem een teken, want herkenbaar van de vorige bevalling, dat de bevalling toch dichterbij is dan we denken. Hij vraagt of hij de verloskundige moet bellen, maar ik vind het onzin. We rijden net op de snelweg als hij het nog een keer vraagt, waarop ik aan geef dat ie dat toch maar moet doen. Al is het alleen maar om aan te geven dat we gebruik willen maken van de ambulance parkeerplek, want nog parkeren in de parkeergarage ga ik niet redden.
We zijn op een derde afstand van het ziekenhuis als we de verloskundige aan de lijn hebben… Ineens krijg ik een weeënstorm en ik roep tegen de telefoon en mijn vriend: “Ik denk dat het al gaat komen”. Mijn vriend heeft één hand aan het stuur, de telefoon op z’n knie – op dat moment weigert natuurlijk Bluetooth – en moet ook nog voelen bij mij van de verloskundige. Hij roept paniekerig: “Het komt al”. “Wat voel je dan?” vraagt ze enigszins verontwaardigt. “Ik voel, ik voel een voetje…”.
We zijn zelf sneller dan de ambulance
Dan gaan alle alarmbellen af. De verloskundige houden we aan de telefoon, die heeft ook de meldkamer aan de lijn en ondertussen coacht ze mij om de weeën weg te puffen. We hebben geluk dat het zaterdagochtend half 6 is en er dus weinig verkeer is. Op de linkerbaan, met alarmlichten aan en met 230 km p/u rijden we naar het ziekenhuis. Mijn vriend roept ondertussen hectometerpaaltjes op om te laten weten waar we rijden en al snel zijn we tot de conclusie dat we zelf sneller zijn dan de ambulance. Doorrijden is de conclusie. Ondertussen blijf ik, zo goed en zo kwaad als het gaat, weeën wegpuffen én meekijken of we wel goed rijden, want mijn vriend verdwaalt nog in zijn eigen huis.
We houden de verloskundige aan de lijn en komen om 5.50u met piepende banden aan op de ambulance parkeerplaats. Daar staat een team klaar met een rolstoel. Dat het ‘erger’ was dan ze dachten, blijkt wel, want zitten gaat niet echt niet meer. Onze baby is op dat moment al tot aan de schouders geboren, in de auto. Gesteund op handen en voeten hang ik in de rolstoel en rennen we naar de verloskamer op de tweede verdieping. 5.52u bereiken we de verloskamer en 5.54u wordt ons kindje ‘helemaal’ geboren. De gynaecoloog wachtte op een wee en heeft toen met twee handen het hoofdje eruit getrokken. En dan, dan is het ijzig stil.
De minuten lijken uren te duren
Onze dochter is helemaal grauw en ademt niet. Gelukkig staat ook de kinderarts met haar team al klaar. Ons meisje wordt direct afgenaveld en beademd. Er is wel direct een (hele lichte) hartslag. Na ongeveer 7 minuten pakt ze de ademhaling zelf weer over. Die minuten lijken uren te duren, waarbij ik haar al die tijd nog niet heb gezien. Ook mijn vriend staat er reddeloos bij. Met mij gaat het, ondanks de bizarre stuitbevalling, heel goed. Wel krijg ik twee hormoonspuiten om de placenta eruit te krijgen, maar verder heb ik niet eens één hechting nodig. Ondertussen blijf ik in een soort waas roepen ‘Leeft het wel? Leeft het wel?’ Pas dan heb ik namelijk door dat de situatie echt heel slecht is. Ik had het allemaal wel gevoeld natuurlijk, maar niet gezien. Ik heb geen seconde gedacht dat een van ons het niet zou redden. Mijn vriend daarentegen had wel alles gezien en was juist heel bang dat ‘ie een van ons zou kwijtraken.
Onze dochter stabiliseert en pas dan besef ik dat we (wederom) een meisje hebben gekregen! Ze vragen haar naam, die ik niet eens meer weet en hoe schreven we het ook alweer?! Het is zo cliché, maar het bevestigt voor mij dat het geslacht van tevoren weten echt geen meerwaarde heeft. Als het maar gezond is.
Apgar-score 1
Mijn bed wordt naar haar toe gereden en mijn vriend mag symbolisch nog een stukje navelstreng doorknippen. Ons meisje wordt voor onderzoeken meegenomen door de kinderarts, ik word een beetje opgelapt en daarna kunnen we haar eindelijk vasthouden! Wat is dat onwerkelijk, tranen van verdriet en blijdschap stromen over onze gezichten. Ze is nog steeds erg stil. Dan komt het gesprek; haar Apgar-score was 1. Het gaat dus niet goed met haar. In het ziekenhuis waar ik ben bevallen, hebben ze geen NICU-afdeling. Er is al gebeld met een ander ziekenhuis of daar plek is. Ook is besloten, door de kinderarts daar, te starten met koeltherapie, zodra ons meisje aankomt. Waar je normaal je pasgeboren baby’tje lekker warm houdt, moeten we nu haar mutsje en dekentje af doen en krijgen we een icepack om tegen haar rug aan te houden. Dat voelt zo onnatuurlijk als moeder, je wilt je baby warm houden. Niet laten afkoelen.
Binnen een uur is de baby-ambulance er. Nogmaals worden er testen gedaan. De Apgar-score is dan iets beter, maar nog niet voldoende. We besluiten definitief te starten met koeltherapie. Dat betekent dat ons meisje langzaamaan wordt afgekoeld naar 33,5 graden om zo eventuele hersenschade te beperken. De schade die ze op dat moment eventueel al heeft opgelopen wordt daarmee niet hersteld. Ze gaat met de ambulance mee naar het andere ziekenhuis, mijn vriend en ik blijven achter en gaan later met eigen vervoer achter haar aan. De auto is zeiknat natuurlijk, dus ik ga achterin zitten.
Wat the f*ck is er net allemaal gebeurd?!!
In de auto denken we aan onze ouders. Mijn moeder wist natuurlijk dat ik zou gaan bevallen die nacht. Die wil ik dus graag bellen, maar wat moet ik dan zeggen? Eigenlijk weten we niks… Met een brok in mijn keel pak ik toch de telefoon en licht ik onze ouders in met als boodschap ‘Gefeliciteerd, je kleindochter is geboren, maar we weten niet hoe het gaat met haar.’ Een onwerkelijk gesprek wat ik die dag nog vaker voer met onze zussen. Mijn beste vriendin, waarmee ik zou gaan lunchen, heb ik in steno geappt. Later vertel ik haar het hele verhaal wel.
Hoe gek het ook klinkt, die rit naar het ziekenhuis, samen in de auto, is ergens ook wel fijn. What the f*ck is er net allemaal gebeurd?! Mijn bizarre stuitbevalling, de start in de auto, de ingrijpende minuten na de bevalling. We hebben even ruimte om samen te zijn en te praten over wat we net hebben meegemaakt.
We komen aan in het andere ziekenhuis, maar we mogen nog niet haar toe. Ze zijn nog bezig om haar te ‘installeren’. We wachten in de kraamsuite, waar ook ik al mijn controles nog krijg. Tenslotte ben ik net bevallen.
Onmacht, verdriet en pijn in mijn moederhart
Inmiddels mogen we bij onze dochter kijken, maar ik merk dat ik niet goed durf. Het voelt alsof ik dit haar heb aangedaan. Daar ligt ze, ons perfect gezonde meisje, aan allemaal slangetjes en toeters en bellen. Alleen omdat de bevalling te snel ging. Hoe kan dit nou? Onmacht, verdriet, pijn in mijn moederhart. Ik wil haar beschermen, maar ik kan haar niet eens vasthouden. We mogen onze handen op haar hoofdje en haar borst leggen en we praten zachtjes tegen haar. Ze lijkt ongemakkelijk en ik hoop echt met heel mijn hart en ziel dat ze zich oké voelt.
Er volgt een gesprek met de kinderarts. Die ons uitlegt wat ze gaan doen en wat koeltherapie precies inhoudt. Ze vinden ons meisje erg sterk, maar ze zien op de echo’s dat er zuurstoftekort is geweest. In welke mate en met wat voor consequenties kunnen ze niet zeggen. Ik vraag naar de kans op een zwaar gehandicapt kindje, hoe oneerlijk die vraag misschien ook is, maar de onzekerheid is killing. Ze sluiten niks uit, maar de kans dat ze echt niks kan lijkt nihil. Een opluchting!
Ontmoeting met haar zusje
Later die dag laten we, in overleg met de kinderarts, onze oudste dochter (toen 3,5 jaar) naar het ziekenhuis komen. Ik merk dat ik echt heel zenuwachtig ben. Juist voor haar willen we graag een speelmaatje, iemand om mee te rennen en dollen, maar we weten helemaal niet of dat ooit wel kan. Als ze op de kamer komt breekt haar kinderlijke enthousiasme en nieuwsgierigheid het ijs. Ze is erg geïnteresseerd in waarom ik een grote mensen luier aanheb (maandverband en ziekenhuisbroekje) en wil nu toch wel haar zusje zien. En dit is zo bizar, maar bij binnenkomst van de kamer van haar kleine zusje, merkt ze de couveuse en slangetjes amper op. Haar eerste woorden “Ze is echt heel lief hè, mama”. Het breekt mijn hart en ergens voel ik ook gewoon dat het allemaal wel goedkomt.
Later op de dag volgt er wederom een gesprek over praktische dingen, want ik ben een gezonde kraamvrouw en kan dus niet in die suite blijven. Willen we naar het naastgelegen Ronald McDonald huis of kies ik voor rooming-in? Een keuze die ik niet kan maken op dat moment. Ben ik wel een goede moeder als ik letterlijk afstand neem van mijn dochter? Maar met alle piepjes en verpleegkundige die in- en uitlopen op de kamer van mijn dochter kom ik zelf ook niet tot rust. Met ons verstand, en een steek in ons hart, maken we de keuze om toch te gaan voor een kamer in het Ronald McDonald huis. En wat een fijne plek is dat om tot rust te komen. Iets dat je ook gewoon écht nodig hebt als kraamvrouw.
We mogen haar eindelijk vasthouden
In de overdracht van het ene naar het andere ziekenhuis staat nadrukkelijk aandacht te hebben voor de psyche van ons als ouders. Vrijwel direct nemen we dus ook het aanbod aan om met een medisch psycholoog in gesprek te gaan. Dit heeft mij heel erg geholpen om ook voor mezelf te kiezen. Ik heb 100 vragen, zoals moet ik kolven, is het slecht dat ik niet kies voor rooming-in, had ik de bevalling tegen kunnen houden, had ik niet moeten kiezen voor een keizersnede? Met haar antwoorden stelt ze mij gerust en het lukt me om er op dat moment enigszins bij neer te leggen.
In de dagen die volgen doet ons meisje het echt heel goed. Ze heeft geen beademing gehad, wat erg uitzonderlijk is tijdens koeltherapie en de artsen zijn erg positief. Na 72u koeltherapie starten ze met het opwarmen naar een normale lichaamstemperatuur. Dit doen ze met een halve graad per uur. Aan het einde van die dag is ze weer op temperatuur en ook dat is heel goed gegaan! Het moment is daar: we mogen haar eindelijk weer vasthouden! Het is even wennen met alle infusen, maar wat voelt dat fijn. Ons meisje zo dichtbij.
De kinderarts valt meteen met de deur in huis
Ze doet het echt goed! Haar infusen worden beetje bij beetje minder, omdat ze veel zelf doet. Ook leg ik haar voor het eerst aan. En waar het met onze oudste dochter echt tobben was met borstvoeding, hapt ons kleine meisje in een keer aan. Tranen van geluk, wederom. Wat een fijn moment is dat.
Er volgt een MRI-scan, misschien wel het spannendste moment in die week. Daarop kunnen ze zien of en hoeveel hersenschade ze heeft opgelopen. Al kunnen ze dan alsnog niets zeggen over haar verdere ontwikkeling. Die dag krijg ik geen hap door mijn keel en ben ik echt zo zenuwachtig. Ik doe zelfs een beetje stom tegen de neuroloog, niks voor mij. De MRI-scan duurt iets meer dan een uur, maar lijkt wel een week te duren. Daarna nog wachten op de uitslag. Er moeten vier afzonderlijke specialisten naar kijken en het is vrijdag, dus weten ze niet of het lukt om al die specialisten nog voor het weekend bij elkaar te krijgen. Zo niet, dan wordt het pas maandag. Maar, gelukkig… daar is de kinderarts. Ze valt meteen met de deur in huis; er is geen schade te zien bij ons meisje! Alle emoties van de afgelopen dagen komen eruit en ik begin heel hard te huilen van blijdschap. Mijn emoties zijn zo hevig en oprecht dat ik zelfs zie dat de kinderarts volschiet.
Traumatische bevalling verwerken
Dan gaat het ineens in een sneltreinvaart: als ze dat weekend laat zien dat ze goed drinkt, poept en plast mag ze zondagavond of maandag al naar huis! Wat zijn we blij met onze sterke meid. Ze is een echte strijder en op maandagochtend komen we thuis aan. Het is intens om weer thuis te zijn en alles zelf te moeten doen, maar de kraamweken kunnen dan eindelijk beginnen.
Al vrij snel neem ik, op advies van mijn eigen verloskundige, contact op met een therapeute die gespecialiseerd is in de verwerking van traumatische bevallingen. Mensen zeggen “Maar het is nu goed met haar, toch?” en snappen niet altijd waarom ik traumatherapie nodig heb. Maar snappen ook niet wat we hebben meegemaakt. En ik denk dat dit ook niet te bevatten is.
Terugdenken aan mijn stuitbevalling als een bizarre gebeurtenis
Het schuldgevoel dat ik heb over de bevalling zelf, maar ook over de keuze voor het Ronald McDonald huis en de mentale afstand die ik in het begin nam van mijn dochter krijgen hierdoor een plaats. Ik leer van mijn therapeut de fasen van een bevalling, de manier waarop je reptielenbrein werkt en waar je dus écht geen invloed op hebt. Dit alles, in combinatie met EMDR-therapie door haar, zorgt ervoor dat ik kan genieten van mijn meisje. Dat ik kan terugdenken aan de stuitbevalling als een bizarre gebeurtenis, maar waardoor ik niet helemaal van slag raak en dat ik niet bij elke ziekenhuisfoto volledig in tranen uitbarst. En het belangrijkste: het heeft ervoor gezorgd dat ik niet ben omgevallen, maar er al die tijd er voor mijn meiden, mijn vriend én mezelf kan zijn.
Ons meisje is inmiddels ruim 9 maanden en al neigt ze naar wat luiigheid, haar ontwikkeling is echt heel goed. Ze is dol op haar grote zus en ze kunnen echt al heel lief en fijn met elkaar spelen. Mijn grootste wens is nu al uitgekomen. En hoe ze zich verder ontwikkelt is nog een vraag, maar dit meisje is echt ons wondertje.’