In 2012 maakte Marieke een zeer ernstige postpartum depressie door, na de geboorte van haar eerste kind. ‘Op de verkoeverkamer dissocieerde ik: ik trad buiten mijn lichaam.’ Uiteindelijk duurt het 10 weken voordat Marieke de juiste diagnose en hulp krijgt bij haar postpartum depressie.
Marieke is moeder van drie kinderen: dochter Linde (2012) en zoons Jesse (2017) en Teije (2020). Ze is getrouwd met Christiaan en werkt als universitair docent in Amsterdam UMC.
‘Christiaan en ik trouwden in 2011 en daarvoor hadden we het al uitgebreid gehad over onze kinderwens. Mijn leven was druk: ik deed promotieonderzoek, volgde tegelijkertijd nog een masteropleiding en werkte lange dagen. Al snel bleek ik in verwachting. De zwangerschapsmisselijkheid begon vrijwel direct en duurde twintig weken. Iedere dag was ik misselijk en moest ik ’s ochtends overgeven. Wanneer gaat dit over?, vroeg ik weleens wanhopig aan mijn moeder.’
‘Toen ik 33 weken zwanger was, vond de verloskundige de baby wat klein en stuurde ons door naar de gynaecoloog. Na de echo zei de gynaecoloog: ‘Er is iets helemaal mis met jullie kindje. Het ligt 5-6 weken achter in de groei en daar moet een medische of genetische afwijking voor zijn’. De medische echo die ik kreeg toen ik 20 weken zwanger was en waar niks werd gevonden, werd weggewuifd. Nee, er zou nieuwe groeiecho in het Wilhemina kinderziekenhuis gedaan worden, net als een vruchtwaterpunctie. Ik was tot dat moment denk ik pas 3 kilo aangekomen. Ergens wist ik zelf ook wel dat de combinatie van mijn drukke baan, opleiding en zwangerschap niet echt verstandig was. Maar ik vond mijn werk belangrijk, was ambitieus en had altijd meegekregen dat je hard moet werken om iets te bereiken.’
‘Een week later toen de echo plaats vond, werd er niks gevonden. De echoscopiste gaf aan, nadat ik vroeg hoe groot zij de kans inschatte dat er een genetische afwijking zou zijn, dat die zo klein was en vergelijkbaar met elke zwangerschap. We hebben toen dus ook geen vruchtwaterpunctie laten doen.’
Stress en zwanger
‘Abrupt kwam mijn leven tot stilstand na het bezoek bij de gynaecoloog. Ik kreeg te horen dat ik per direct bedrust moest nemen. Gewoon, thuis zitten en niets doen. Ik heb toen thuis nog wel een aantal artikelen geschreven voor mijn promotieonderzoek, maar moest zo min mogelijk doen en stopte dus ook per direct met werken. Van 40 tot 60 uur werken in de week naar niets eens meer het huishouden mogen doen, dat vond ik echt een enorm lastige overgang. En mijn omgeving was wel gewoon aan het werk. Echt afleiding was er dus ook niet.’
‘In die periode dat ik thuis zat, werd een zaadje geplant van angst. Ik zou mezelf destijds omschrijven als een perfectionist: ik wilde graag de controle houden. Dat kon niet meer. Horen tijdens de groeiecho dat er iets mis was met de baby, om daarna te horen dat er niks aan de hand was, triggerde mijn angst. Ik geloofde niet meer in wat de gynaecoloog vertelde, ondanks de wekelijkse echo’s en CTG’s die ik kreeg waarbij iedere keer het hartje goed te horen was.’
‘Ik las steeds meer horrorverhalen over andere zwangerschappen en bevallingen en ging geloven dat ik een dood kind ter wereld zou brengen. Ik ging grafkistjes uitzoeken, bedenken wat je op een kaart moest zetten als je kind dood ter wereld kwam en ook naar andere namen zoeken dan de naam Linde, omdat ik die naam aan een levend kind wilde geven. Achteraf gezien denk ik dat de depressie toen al begonnen was.’
‘We gaan je dochter halen’
Doordat Linde in stuitligging lag, bevalt Marieke met een geplande keizersnede. ‘Christiaan en ik hadden de wens dat we pas bij de geboorte het geslacht van ons kind zouden ontdekken. Tijdens de zwangerschap ging dat goed. De keizersnede werd gedaan door een andere gynaecoloog dan waar we al die weken de controles hadden. Hij stapte de operatiekamer in en zei: ‘vandaag gaan we jullie dochter halen’. We stonden perplex. Hoe kon hij dat weten? Onze wensen werden niet gehoord. Dat was al vaker voorgekomen tijdens mijn zwangerschap, ik voelde me geregeld onzichtbaar en niet gehoord.’
Als net na de geboorte Linde wordt weggehaald voor controles, ligt Marieke alleen op de operatiekamer. Daarna wordt ze naar de verkoeverkamer gebracht om de ruggenprik uit te laten werken. ‘Daar begon ik voor het eerst te dissociëren. Ik trad buiten mijn lichaam. Het leek alsof ik van bovenaf op mezelf neerkeek, liggend in dat ziekenhuisbed. Ik voelde me heel alleen. Pas twee uur later zag ik mijn dochter voor het eerst echt helemaal.’
Dit is niet mijn kind
Marieke en Linde bleven drie nachten in het ziekenhuis na de keizersnede. ‘Na de eerste nacht waarbij ik niet echt geslapen had, was ik enorm moe. Mijn benen trilden geregeld onbedaarlijk. Ik wilde ook niet dat Linde bij mij op de kamer sliep want ik was te moe. Overdag bleef ik die trilaanvallen krijgen en ik kon ’s middags niet slapen. De avondverpleegkundige die ik nog niet eerder had gezien, kwam de kamer binnen tijdens zo’n trilaanval en zei ineens: ‘Je moet echt gaan slapen want anders gaat het helemaal mis met je en haal ik de psychiater erbij’. In mijn hoofd koppelde ik toen ineens ‘niet slapen’ aan ‘gek worden’.
Diezelfde avond kwam er een psychiater langs die slaapmedicatie voorschreef voor één nacht. Ik moest die nemen en Linde sliep bij de verpleegkundigen op de kamer. Ik sliep misschien een paar uurtjes, ondanks de medicatie. De volgende ochtend voelde ik mij doodmoe. De verpleegkundige bracht Linde naar mij toe om haar bij mij te laten drinken, maar ik zei stellig: ‘Dit is mijn kind niet, je hebt de verkeerde.’ Ik was er echt van overtuigd en herkende haar niet.’
Ik heet Marieke, maar ik ben het niet
‘Eenmaal thuis namen mijn lichamelijke en mentale klachten toe. Bij thuiskomt stelde ik mij voor aan de kraamhulp: ‘Ik heet Marieke, maar ik ben het niet’. Ik sliep nauwelijks, kreeg paniekaanvallen. Ik gaf wel borstvoeding, want dat is wat hoorde en wat het beste was voor mijn kind. Maar ik wilde dat Linde daarna liefst zo snel mogelijk werd weggehaald bij me. Of ik legde haar daarna gelijk weer in de box of in haar bedje.
Iedere keer als ik Linde aanlegde om te voeden, voelde ik een rush van hormonen door mijn lichaam. Christiaan zorgde ’s nachts ook voor Linde, zodat ik kon proberen te rusten. Dat lukte nauwelijks. De angst en paniek namen mijn lijf over. Dat voelde bij mij als een soort vuur dat door mijn lichaam trok, naast een gevoel van onrust. Mijn benen trilden, ik begon te hyperventileren, te huilen, kreeg een hoge hartslag. Het voelde of ik zo uit het raam kon springen. Toen wist ik het al: dit gaat niet goed.’
Zes weken na de bevalling klopte Marieke aan bij de huisarts. Die verwees haar door naar een klinisch psycholoog in het ziekenhuis. Daar vertelde zij haar verhaal en kreeg te horen dat ze een stemmingsstoornis had. Iets wat de psycholoog vaak zag bij nieuwe moeders: het kon vanzelf overgaan.
Maar haar situatie verslechtert alleen maar. ‘Uiteindelijk nam ik weer contact op met de huisarts, waarna het crisisteam van de GGZ ’s avonds bij ons thuis kwam. Ik had nauwelijks interactie met Linde, ik voelde niets voor haar. Mijn moeder en Christiaan namen het merendeel van de zorg voor Linde op zich. Ik probeerde mijn best te doen, maar had moeite om de dagen door te komen. Het niet slapen begon me op te breken en ik had af en toe suïcidale gedachten. Dit vertelde ik ook aan de psychiater die op de bank zat bij mij thuis. En ik huilde veel. Hun reactie? Ik vertoonde emoties en kon goed vertellen wat er mis met mij was en dat kon niet als ik depressief was. Nee, het was een paniekstoornis. ‘Laat het slapen los, dan komt het vanzelf goed’, kreeg ik te horen.’
24-uurs monitoring vanwege suïcidale gedachten
Nadat ze daarna twee nachten helemaal niet had geslapen, brak er iets in Marieke. Ze belde op maandagochtend gelijk weer de huisarts en moest toen naar het crisisteam GGZ in het ziekenhuis. Daar vertelde zij hetzelfde wat ze drie dagen daarvoor ook al vertelde. De psychiater gaf gelijk aan dat Marieke, vanwege de suïcidale gedachten, het beste opgenomen kon worden op een moeder-kind unit. ‘Ik zou 24 uur per dag bewaakt moeten worden. Maar er was geen plaats, dus ik zou op de wachtlijst gezet worden en zodra er een plaats vrij kwam, zou ik opgenomen worden. Dat kon overal in Nederland zijn waar een moeder-kind unit was. De vader, Christiaan, moest dan maar heen en weer rijden, werd er nog gezegd tegen mij’.
‘Mijn eigen vader is arts en ging mee met het gesprek bij het crisisteam die ochtend. Toen de psychiater over de opname begon, gaf hij aan dat hij hoorde dat het vooral ging om 24-uurs toezicht en vroeg of ik thuis kon blijven als we zelf die 24-uur zorg en toezicht zouden regelen. De psychiater beaamde dit, maar wilde verdere behandeling pas opstarten vanuit een behandelinstituut in Utrecht waar ik naar doorverwezen zou worden. Ook daar was een wachtlijst. Toen de psychiater de spreekkamer uit liep, zei mijn vader tegen de GGZ-verpleegkundige: ‘Ik heb altijd geleerd dat het belangrijk is om naar de mening van de verpleegkundigen te luisteren. Wat raadt u aan?’ De verpleegkundige raadde aan om te starten met medicatie. Mijn vader heeft toen gezegd dat zij dit moest gaan regelen en twee dagen daarna werd er antidepressiva gestart, naast de Lorazepam die ik diezelfde dag nog voorgeschreven had gekregen. Direct nadat ik die avond de eerste Lorazepam nam, voelde ik een rust over me heen komen. Die nacht sliep ik voor het eerst in weken door. Ook moest ik een pil nemen om de melkproductie te stoppen, omdat de medicatie niet gecombineerd kon worden met borstvoeding. Ik was enorm opgelucht dat ik Linde niet meer hoefde te voeden.’
Dankzij Mariekes familie hoeft ze niet te worden opgenomen maar mag ze thuisblijven, met 24-uur zorg en toezicht. ‘Iedere dag was er iemand aanwezig, om te helpen en om me te bewaken vanwege die suïcidale gedachten. Mijn moeder nam zorgverlof op en ook mijn schoonmoeder was twee dagen per week bij ons thuis. Om 17.00 uur kwam Christiaan weer thuis en nam het dan over, naast de avonden, nachten en weekenden. Zeker de eerste weken moest ik zelfs naar de w.c. met de deur open en werd gecontroleerd of ik mijn medicatie in nam. Mijn moeder heeft in die periode de moederrol overgenomen voor Linde. Het duurde twee en een halve maand voordat de 24-uurs toezicht eraf mocht en ik weer op eigen benen kon staan.’
Zeer ernstige postpartum depressie
‘Terugkijkend heb ik tien weken moeten leuren bij specialisten voordat ik de erkenning kreeg en behandeling gestart kon worden. Die weken waren echt enorm zwaar. Zeker omdat de specialisten in die periode aangaven dat er ‘niks’ aan de hand was en het vanzelf over zou gaan. Het lastige daarvan was dat ook mijn directe omgeving tegen mij zei dat ik het mezelf aanpraatte: ‘de professionals zeggen dat er niks aan de hand is, dus vertrouw daarop.’ Het krijgen van de diagnose ‘zeer ernstige postpartum depressie’ gaf me eindelijk de bevestiging van wat ik zelf voelde. Ik heb mij in die tien weken heel eenzaam en onbegrepen gevoeld.’
Geen terugval meer
Uiteindelijk durft Marieke het aan om nog een kindje te krijgen: in 2017 wordt zoon Jesse geboren, en in 2020 zoon Teije, met begeleiding van de POP poli. Met antidepressiva en intensieve begeleiding lukt het om geen terugval te krijgen en niet opnieuw een postpartum depressie door te maken.
‘Ik zeg wel eens voor de grap: ik kan een hele bingokaart met zwangerschapscomplicaties en aandoeningen afstrepen. Ik maakte zwangerschapsvergiftiging mee bij Jesse, waardoor de bevalling ingeleid werd. Toch kijk ik er niet met een slecht gevoel op terug. De periode van postpartum depressie heb ik als veel zwaarder ervaren.’
‘Onze zoon Teije werd midden in de coronapandemie geboren. Toen voelde ik me wel weer kwetsbaar voor een terugval. Teije lag in stuitligging waardoor ik weer een keizersnede moest ondergaan. Alleen was het deze keer een veel natuurlijkere keizersnede waarbij Teije na de geboorte gewoon bij mij kon blijven liggen op de OK.’
‘Teije was een huilbaby. Ik merkte in de weken na de bevalling dat ik enorm gefocust raakte op zijn slaapritme. Teije moest en zou in zijn eigen bed slapen, tot het dwangmatige aan toe. Toen Teije vier weken oud was, heb ik de psychiater gebeld en gezegd dat het even niet zo goed ging. In overleg hebben we toen besloten mijn antidepressiva iets op te hogen en twee dagen daarna kon ik weer normaal functioneren.’
Adrenaline en euforie
‘Laatst vond ik mijn dagboek terug uit die tijd. In de periode dat ik de diagnose nog niet had, heb ik iedere keer beschreven dat ik geen gevoelens had voor Linde. En dat als het zo zou blijven, het leven voor mij niet meer hoefde.’
‘Na diagnose was ik bang om verslaafd te raken aan de slaapmedicatie die ik kreeg. Ook beschrijf ik dat ik vanuit de groepstherapie die ik kreeg, leerde dat affirmaties helpend konden zijn. Ik ontwikkelde mijn eigen affirmatie: ik mag trots zijn op wie ik ben. Ik ben goed zoals ik ben. Het gaat over. Als ik mijn dagboek zo teruglees, realiseer ik dat ik heel veel niet meer kan herinneren van hoe het was en wat er allemaal is gebeurd in het hele eerste jaar van Linde. Het is alsof er een gedeelte van mijn geheugen ontbreekt.’
‘Die tweede en derde bevalling en kraamtijd zijn helend geweest. Ik kon ervaren hoe, ondanks alle toeters en bellen, die adrenaline en euforie voelde zodra je kindje geboren is en op je borst wordt gelegd, zoals ik denk dat vele moeders dat voelen.’
Wat Marieke nog wil meegeven over postpartum depressie:
- ‘Communicatie is cruciaal. Besef als zorgverlener dat het ertoe doet hoe je iets vertelt, erken het gevoel van een patiënt (de zwangere). Ik heb dat zo gemist.’
- ‘Voor vrouwen die zich zorgen maken wil ik zeggen: diep van binnen weet je of het goed gaat of niet, dus luister daarnaar. Als er iets niet klopt, voel je dat zelf ook. Blijf dan hulp zoeken.’
- ‘Je bent sterker dan je zelf denkt. Dat hebben de afgelopen 12 jaar me geleerd. What doesn’t kill you, makes you stronger!’
Dit interview met Marieke is onderdeel van de serie ‘De vele gezichten van een postnatale depressie’. Met dit fotoproject willen How About Mom en fotografe Sanne Ravensbergen het taboe rondom postnatale depressie doorbreken. In deze fotoserie worden tien vrouwen geportretteerd die een postpartum depressie hebben meegemaakt.