Harriet (37) is moeder van 2 jongens van 5 en 3 jaar en onlangs getrouwd met haar grote liefde. Als ze 13 weken zwanger is van hun derde kindje blijkt uit de uitslag van de NIPT test dat de baby in haar buik niet met het leven verenigbaar is. Als gevolg daarvan moet de zwangerschap worden afgebroken. Aan How About Mom vertelt Harriet haar verhaal.
“Het is dinsdagochtend na Pasen, midden in de corona lockdown. We starten langzaam op. Ik begin net aan mijn tweede kop koffie als mijn telefoon gaat. ‘Met de verloskundige, ik bel je over de uitslag van de NIPT test.’ Ik verwacht een dezer dagen een email met de uitslag. En nu belt ze. ‘Dat betekent dat het niet goed is.’ Stilte. ‘Dat klopt. Bel ik gelegen?’ Op de achtergrond hoort ze de kinderen en de tv. ‘Ik kan je ook op een later moment even terugbellen.’ Mijn liefde kijkt me ondertussen vragend aan. Ik ben kalm, ik wil het weten en wel nu direct. Ik ga zitten op mijn kruk. ‘Vertel.’ Een trisomie 18, Edwards syndroom. Een slechte prognose, niet met het leven verenigbaar. Ik hoor het door stomheid geslagen aan. ‘Een afspraak in het AMC voor vervolgonderzoek, wil je dat?’ Er is nog een kleine kans. ‘Ok, je wordt gebeld voor een afspraak.’
Uitslag NIPT
Ik ben nu 13 weken zwanger van ons derde kindje. De misselijkheid begint af te nemen, ik heb net mijn zwangerschapskleding uit de berging gehaald. De NIPT test voelt als een formaliteit, een extra bevestiging dat het ok is. Na twee probleemloze zwangerschappen met twee mooie jongens als resultaat, is kinderen krijgen voor ons tot dusver een onbevangen aangelegenheid geweest. Deze derde zwangerschap begon wel anders. Tijdens de eerste echo met 9 weken bleek het kindje aan de kleine kant, 8 weken. Ik ben in eerste instantie gealarmeerd, maar de verloskundige is niet bezorgd. Het kan te maken hebben met eisprong, conceptie, innesteling. Tijdens de termijnecho, 3 weken later, ziet het kindje er goed uit. Gerustgesteld laat ik bloedprikken voor de NIPT test.
En nu dus dit. Een kans van 17:10.000 voor iemand van mijn leeftijd, ik word dit jaar 37. We bellen ouders en zussen. We huilen om het kindje in mijn buik. Ik ben ontroostbaar, bang, hormonaal. Via Google zoek ik houvast, maar vind het niet. De NIPT test geeft zekerheid, mits de uitslag negatief (goed dus) is. Als er een afwijking gevonden wordt, is er een kleine kans dat het kindje toch gezond is. Dit verschilt per syndroom, maar ook per website zo ervaar ik. Ik vind heel uitlopende percentages. En niet alleen op de ietwat hysterische mamafora, maar ook op websites van academische ziekenhuizen en verloskundigen. Ingewikkeld en super verwarrend.
‘Misschien horen we bij die goede groep’
We hebben de volgende dag een afspraak in het AMC op de afdeling prenatale diagnostiek. Bloedzenuwachtig rijden we naar het ziekenhuis. We worden gezien door een fijne dokter. Empathisch maar recht door zee, geen silver lining. We bespreken wat er aan de hand is, de kansen, de opties. Ze maakt opnieuw een echo van ons kindje. Het ziet er goed uit, heeft niet de uiterlijke kenmerken van een kindje met een trisomie 18. Een sprankje hoop. Een vlokkentest zal uitsluitsel moeten geven.
Een klein stukje van de placenta wordt afgenomen om het DNA van het kindje beter te kunnen onderzoeken. Er is een klein kansje dat mijn placenta cellen met deze trisomie 18 heeft, maar dat het kindje gezond is, het komt voor dat de placenta dit soort cellen opruimt. Het onderzoek zelf, waar ik ook heel erg tegenop zag, valt gelukkig mee, een soort uitstrijkje meer niet. De fijne dokter zal me bellen zodra ze iets weet.
Gelaten verlaten we het ziekenhuis en maken een wandeling, de zenuwen hebben even plaats gemaakt voor opluchting, deze horde is genomen. Misschien horen we bij die kleine groep. Ons kindje zag er mooi uit, misschien heb ik zo’n superplacenta die slechte cellen opruimt. Ik probeer het even van me af te zetten. Ik speel met de jongens, probeer te genieten van het lekkere weer, maar het voelt niet hetzelfde. Er worden veel tranen weggeslikt. De hele vrijdag zit ik boven op mijn telefoon, misschien is het lab heel erg snel. Pas om 18.00 uur kan ik een beetje ademhalen. Het is weekend en in het weekend horen we niets. Ik ontspan, een beetje.
Op maandagochtend, notabene op onze eerste trouwdag, komt het verlossende telefoontje van de dokter. Ik hoor direct aan haar intonatie dat ze geen goed nieuws voor ons heeft. De trisomie is bevestigd in het chromosoomonderzoek, het kindje dat ik in mijn buik heb, is heel erg ziek of heel erg gehandicapt, wat is het eigenlijk? We worden doorverwezen naar de polikliniek gynaecologie in het OLVG Oost om onze opties te bespreken.
Meer lezen: Nadia Palesa moest haar tweede zwangerschap afbreken: ‘Ik ben zo vreselijk boos geweest op de wereld’
Veel slechter kan het niet worden
Niet veel later word ik gebeld door een dame van de poli, of ik de afspraak telefonisch wil laten plaats vinden. Verbeten vraag ik hoe dat werkt, een zwangerschap telefonisch afbreken. We krijgen de volgende dag een face-to-face afspraak. In de auto naar het ziekenhuis huil ik de ogen uit mijn kop, ik kan niet stoppen, van de spanning, van de angst. Thuis heb ik Dokter Google weer geraadpleegd, maar die geeft weer geen eenduidig antwoord. Qua termijn zou een curettage nog mogelijk zijn, maar tijdens het gesprek met de echte dokter blijkt meteen dat dit niet het geval is. Ergens leek dat me een prettig idee; slapen en pas weer wakker worden als het voorbij is. Maar onze dokter noemt een curettage geen elegante oplossing. Ons kindje is geliefd en gewenst, daar moet op gepaste wijze afscheid van worden genomen, dat is beter voor lichaam en geest.
Onze dochter, het is een meisje, gaat geboren worden en dan we gaan afscheid van haar nemen. Mijn tranen blijven stromen. Ik krijg een pil mee om mijn baarmoeder voor te bereiden wat komen gaat. Het is nog steeds heerlijk weer en met tegenzin neem ik de pil die ervoor gaat zorgen dat onze dochter met 15 weken geboren zal worden, in met een koud glas bier. Veel slechter kan het toch niet worden. Nu is het 36 lange uren wachten voordat we ons weer moeten melden in het ziekenhuis.
Op gepaste wijze afscheid nemen
Voor het eerst in deze vreselijke periode vind ik iets zinnigs op internet, nota bene op zo’n hysterisch forum. Ik bereid me voor op wat gaat komen, het afscheid van een kindje. Ik denk erover na en bespreek met mijn lief hoe we het gaan doen. We kopen het allerkleinste knuffeltje dat we kunnen vinden, een roze konijntje. Door een ingeving neem ik er twee. Thuis pak ik een tas voor het ziekenhuis, hetzelfde tasje als bij een gewone bevalling. Een lang shirt, een schone grote onderbroek, iets te lezen.
Op donderdagochtend laten we de jongens thuis achter met hun lievelingsoppas. Ze wisten nog niet dat er een baby zou komen, een voorgevoel misschien. We vertellen ze dat mama naar het ziekenhuis gaat omdat ze buikpijn heeft, geen woord van gelogen. Uitbundig worden we uitgezwaaid. Ik huil van verdriet en van liefde. Een half uur later worden we opgenomen in het Anna Paviljoen in het OLVG, waar ik vijf jaar geleden beviel van onze eerste gezonde baby. Een fijne verpleegkundige praat ons door de procedure, het kan 4 uur duren of 48. Het kan voelen als menstruatiekrampen of als echte weeën. Als het begint, gaat het vaak snel. Ik ben stikzenuwachtig en doodsbang voor de fysieke en de mentale pijn. Om 12.00 uur breng ik zelf twee tabletjes in die ervoor gaan zorgen dat mijn baarmoedermond zich gaat openen. Mijn baby van 15 weken oud zal sterven in het proces en dus doodgeboren worden.
Klein roze konijntje
We zetten een Netflixserie aan en ik probeer het te volgen maar ik ben te gefocust op mijn lijf, ieder pijntje merk ik op. Om 14.00 uur krijg ik lichte krampen. Ik piep voor de zekerheid de zuster op, niet omdat ik veel pijn heb maar omdat ik wil weten hoe snel ze bij me is. Ze komt meteen, ik ben haar prioriteit. Fijn. Niet veel later breken mijn vliezen. Ik begin oncontroleerbaar te trillen, de zenuwen. Small talk en sterrenmixthee zorgen ervoor dat ik weer een beetje rustig word. De krampen houden aan en niet veel later is het opeens voorbij, een supersnelle mini bevalling.
Ik ben opeens heel rustig, huil voor het eerst in 48 uur niet, opluchting overheerst. Mijn liefde houdt zachtjes grienend mijn hand vast. De verpleegkundige haalt ons kindje voorzichtig weg. Ze maakt haar schoon en legt haar op het doekje dat ik meegenomen heb. We bekijken haar samen, een moment dat ik gevreesd heb, te eng dacht ik. Maar niet zien, is niet gezien. Omdat ik daar geen spijt van wil krijgen, kijk ik.
Eerst voorzichtig door mijn wimpers, daarna helemaal. Een roze minimensje, het is moeilijk te omschrijven. We ondergaan dit samen, mijn lief en ik. We vouwen het doekje dicht en leggen onze dochter in een klein mandje met haar konijntje. Ik spreek haar zachtjes toe; ze is een onderdeel van ons, ze heeft 2 broertjes en we zullen aan haar blijven denken. Dan geven we haar mee aan de lieve zuster.
Om 17.00 uur zijn we weer thuis. Het is een prachtige dag, spelende kinderen rennen druk door onze gezamenlijke tuin. Ik knuffel mijn jongens. ‘Heb je geen pijn meer?’ vragen ze belangstellend. Ik krijg natte kusjes. We zijn verdoofd, opgelucht, uitgehuild, morgen beginnen we met verwerken. Die avond val ik, met het andere roze konijntje dicht tegen me aangedrukt, voor het eerst sinds 2 weken meteen in een diepe droomloze slaap.”