Nomi Harmsen (‘90) is de moeder van Wolf (‘19) en van drieling Bowie, Filou en Rover (‘20). Ze is samen met Rob en werkt als management assistant bij PricewaterhouseCoopers. Het gezin woont in Eindhoven. “In het begin waren we één grote flesjes-, luiers- en hapjes-fabriek. We waren alleen maar aan het zorgen voor de kinderen, nu zijn we met de kinderen. Dat is echt een ander gevoel.”
“Zolang als ik weet ben ik dol op kinderen. ‘Ik wil later vroeg moeder worden en ik wil een groot gezin’, zei ik op mijn 15de. Eenmaal aan het studeren en later werken zakte dat gevoel een beetje weg. Toen ik op mijn 26ste mijn vriend Rob leerde kennen, heb ik wel snel tegen hem gezegd dat ik niet te lang meer wilde wachten met kinderen krijgen. Hoewel Rob vond dat we elkaar eerst moesten leren kennen en het nog even rustig aan moesten doen, deelde hij mijn kinderwens gelukkig wel.”
Ruim twee jaar na onze match op dating-app InnerCircle, was ik in verwachting. Ik was gestopt met de pil en had verwacht dat het misschien wel even zou duren voordat ik zwanger zou raken, maar het was na de eerste maand al raak. Mijn zwangerschap was vrij zorgeloos en ging gepaard met weinig klachten. De overgang van ons oude leven naar dit nieuwe leven als aanstaande ouders was wel erg wennen. Rob en ik woonden midden in Amsterdam op de Eerste Helmersstraat. Iedere zaterdag dronken we koffie buiten de deur en belanden we uiteindelijk ergens op een borrel. We waren veel buitenshuis en er was altijd wel ergens een feestje. Tijdens mijn zwangerschap vond ik het zo saai om niet mee te kunnen borrelen. Ja, wel met alcoholvrije drankjes natuurlijk, maar da’s toch net wat anders.
Wolf werd geboren en ineens zag ons leven er totaal anders uit. Die eerste drie maanden vond ik echt zwaar. Hij was gelukkig geen huilbaby, maar hij dronk wel slecht. Van te voren dachten we: we pakken ons oude leven gewoon weer op, alleen dan met een baby erbij. In de praktijk ben je vooral ontzettend moe en heb je nergens energie voor. Juist omdat ik die eerste drie maanden zo pittig vond, zei ik al vrij snel tegen Rob dat ik liever niet te lang wilde wachten met een tweede. Ik wilde niet de komende tien jaar in de luiers zitten, dan maar wat dichter op elkaar. Wolf was zeven maanden oud toen ik stopte met de pil. Weer met het idee dat het even op zich kon laten wachten – dat zag ik namelijk bij veel mensen om ons heen – maar ik raakte opnieuw binnen een maand zwanger. We waren allebei in shock bij het zien van de positieve test. Blij en gelukkig – een wens die uitkwam – maar ook echt in shock.
“Het zijn er toch drie”
Vanwege Corona moest ik in mijn eentje naar de eerste echo. Ik was 10 of 11 weken zwanger, achteraf best ver om achter een drielingzwangerschap te komen. Daardoor kon de echoscopiste direct zien dat er meer dan één kindje in mijn buik groeide. Ze dacht er eerst twee te tellen. Okay dacht ik, dat is heftig, maar het heeft ook iets leuks. ‘Wacht even’, zei ze toen, ‘Ik moet nog even opnieuw vingertjes tellen… Ehm, het zijn er toch drie.’ Mijn eerste reactie was: daar gaat mijn leven. Nu ze er eenmaal zijn kan ik de drieling op geen mogelijkheid meer wegdenken uit ons leven, maar het nieuws klapte destijds wel in als een bom. Niet alleen vanwege het feit dat er drie kids komen, maar ook omdat er aan een drielingzwangerschap veel risico’s kleven. Met name aan die van ons, omdat we een twee eiige drieling hebben. Een eitje is gesplitst, waardoor twee kindjes samen de placenta deelden. Ze zaten wel ieder in een aparte vruchtzak, maar het blijft wel risicovoller. We kwamen direct voor een lastige keuze te staan. Wil je de eenling houden en zo min mogelijk risico lopen óf alle drie houden en tot ongeveer week 26 het risico lopen dat er vanalles mis kan gaan? Dat eerste was voor ons geen optie.
Eén van die risico’s is het tweeling transfusie syndroom (TTS), een ernstige aandoening die alleen bij eeneiige tweelingen voorkomt. Doordat de bloedsomlopen van de tweeling via de placenta met elkaar verbonden zijn, kan het gebeuren dat één van de kindjes meer bloed geeft dan ontvangt. De kans op TTS is voor de 28 weken het hoogst, daarna neemt het af. Toen we de 28 weken waren gepasseerd voelde dat als een grote mijlpaal, maar helaas kregen we er in week 32 toch mee te maken. Ik lag op dat moment al in het ziekenhuis vanwege harde buiken. Het lukte me thuis met Wolf en het huishouden onvoldoende om rust te houden, terwijl die rust juist noodzakelijk was om de kindjes zo lang mogelijk in mijn buik te laten groeien. Ik was 33 weken zwanger toen ik ‘s ochtends erge buikpijn kreeg. Het voelde anders dan normaal. Uit de echo bleek een groot verschil tussen de hoeveelheid vruchtwater in beide vruchtzakken, een gevolg van TTS. De kans bestaat dat het verschil op den duur zo groot wordt, dan een van de kindjes zonder vruchtwater komt te zitten. Dat is levensgevaarlijk. Er werd daarom besloten om de kindjes te gaan halen. Ik herinner me vooral de enorme hoeveelheid mensen in de OK. Per baby heb je een team van vier mensen, naast de gynaecoloog, anesthesist en assistent voor mij. Ik voelde me een soort BN’er, haha. De keizersnede verliep heel voorspoedig: binnen vijf minuten waren ze alledrie geboren.
Vol slangetjes en plakkertjes
Ik ben heel blij dat ik tijdens mijn zwangerschap goed was voorbereid op wat er na de bevalling zou gebeuren. Ik zou mijn kindjes niet direct bij me kunnen hebben, ze moesten eerst worden gecheckt en kregen zuurstof toegediend. Vol slangetjes en plakkertjes werden ze daarna één voor één bij me gelegd. Rob ging daarna met de drieling naar de couveuse-kamer en ik werd gehecht en moest naar de uitslaapkamer. Daar kreeg ik een waterijsje zodat de roes sneller af zou nemen. Ik at er drie achter elkaar, zo graag wilde ik weg uit die kamer en naar mijn kindjes toe.
Toen ik aankwam bij de drie couveuses, brak ik. Het was zo overweldigend. Iedereen in de ruimte was druk bezig met de baby’s. Toen een verpleegster aan me vroeg hoe het met mij ging, moest ik heel hard huilen. Wat ik me vooral herinneren van die eerste paar dagen, is het constante schuldgevoel. Ik was zelf natuurlijk aan het herstellen en moest zoveel mogelijk in bed blijven. Daardoor was het een uitdaging om naar de kindjes toe te gaan. Als ik met ze wilden buidelen, moest dit voor minimaal 2 tot 3 uur, omdat in en uit de couveuse gaan voor een premature baby heel veel energie kost. Sommige dagen had ik maar één van de kindjes vastgehouden. Daar kon ik me dan zo schuldig over voelen. Bij Wolf had ik wekenlang alleen maar met hem kunnen knuffelen. Ik heb dat echt moeten leren loslaten, want je maakt jezelf anders helemaal gek.
Voor Wolf was de overgang natuurlijk ook erg groot. Sowieso was het voor hem een heftig jaar met veel veranderingen. Toen we wisten dat er een drieling aankwam, hebben we de keuze gemaakt om naar Eindhoven te verhuizen. We komen allebei uit Brabant, maar wonen al een paar jaar in Amsterdam. We realiseerden ons dat we onze familie hard nodig zouden gaan hebben, dus leek dichter naar hen toe verhuizen de beste optie voor iedereen. Wolf kreeg een nieuw huis en een nieuw kinderdagverblijf. Ineens was er continu familie over de vloer. Een paar maanden daarna lagen er ineens drie baby’s in de box. We vinden het ontzettend knap hoe goed hij zich heeft aangepast, hij leek er nauwelijks last van te hebben.
24/7 familie en vrienden over de vloer
De eerste vier maanden hadden we 24/7 mensen over de vloer. Opa’s, oma’s en onze vrienden. Die kwamen dan bijvoorbeeld het hele weekend en bleven ook slapen, zodat we de zorgtaken een beetje konden verdelen. We hebben ongelofelijk veel geluk gehad met al die lieve en zorgzame mensen om ons heen, die tijd maakten om er voor ons te zijn. Het was echt een grote verademing. Natuurlijk bracht het ook wel uitdagingen met zich mee. ‘Normaal’ ga je als ouders van een newborn lekker vroeg je bed in, maar nu voelde ik me verplicht om ‘s avonds nog sociaal te blijven doen. Deze mensen kwamen hier speciaal voor mij, ik durfde niet te zeggen dat ik niets liever wilde dan gewoon slapen. Het ergste is nog dat ik zeker weet dat ze het allemaal heel goed hadden begrepen als ik wel gewoon naar bed was gegaan!
Ik zat ook zelf in een spagaat. Enerzijds wilde ik niets liever dan de oude gezellige Nomi zijn, maar ik was ook ontzettend moe en miste de energie en focus om hele gesprekken te voeren. ‘Ik mis je af en toe’, zei een vriendin tegen me. Ze bedoelde niet dat ik er niet voor haar was, maar wel dat mijn leven zo veranderd was. Ik snap haar wel. Ik mis mijn oude leven soms ook. De tijd waarin je nog ongestoord vier uur aan één stuk kunt kletsen en tot ‘s nachts op kunt blijven zonder aan tafel in slaap te vallen. Dat waren nog eens tijden, haha.
Van ouders naar geliefden
De overgang van geliefden naar ouders is natuurlijk voor iedereen ingrijpend. Ik vond het bij de drieling nog pittiger dan de eerste keer. Konden we het bij Wolf af en toe nog afwisselen, moesten we nu allebei continu aan de bak. Ineens zit je 24/7 op elkaars lip, zijn er even helemaal geen leuke afleidingen meer en praat je alleen nog maar over de kids. Dan liggen irritaties snel op de loer. De eerste zes maanden met de drieling erbij hadden we eens in de zoveel tijd knallende ruzie. Ik kon daar heel dramatisch op reageren, maar Rob is altijd heel nuchter. ‘Noom, we hebben ruzie omdat het nu voor ons allebei even teveel is, niet omdat we niet van elkaar houden.” Achteraf gezien is Corona voor ons een redding geweest. Wij hebben het afgelopen jaar in een soort bubbel geleefd als gezin. We konden ons volledig richten op de kinderen. Er was niemand die vroeg: ga je mee naar dit of dat festival of mee op stap? Niemand kon iets doen en dat bracht bij ons ook rust.
De oude Amsterdamse levensstijl hebben we niet volledig losgelaten. We gaan nog steeds graag even ergens een koffietje drinken, ook al moeten we daar tegenwoordig 20 minuten voor lopen. Mijn moeder zegt soms: Nomi, je maakt je eigen leven soms wel extra moeilijk. Dat zal best, maar ik ga niet de hele dag binnen zitten omdat het lastig is om met vier kids naar buiten te gaan. Die extra stress neem ik wel even voor lief. Dit is het grote gezin wat ik vroeger altijd voor ogen had, wat een groot geluk dat dat ons gegund is.
De rust is terug
Op 11 november werden Bowie, Filou en Rover één jaar en de rust begint langzaam terug te keren in ons huis. We hebben meer vrijheid en genieten ook steeds meer van het gezinsleven. Over een paar jaar hebben we 4 kids van ongeveer dezelfde leeftijd. Een soort van vierling. Wie kan dat nou zeggen? In het begin waren we een grote flesjes, luiers en hapjes-fabriek. We waren alleen maar aan het zorgen voor de kinderen, nu ben je met de kinderen. Dat is echt een ander gevoel.
Als ik thuis ben, dan ben ik er voor mijn gezin. Ik hou van ze en ben de gekke moeder die de hele dag met ze kan spelen, maar mijn leven staat uitsluitend in het teken van onze kinderen. Ik ben blijven werken, omdat dat belangrijk voor mij is. Ik plan tijd in voor mezelf, omdat ik weet dat ik dat nodig heb. Mijn verzorging hoort bij mij, dus daar ben ik ook altijd tijd voor blijven maken. Ik wil er iedere dag goed uit zien. Dat doe ik voor mezelf, maar ook voor mijn relatie. Ik wil graag de Nomi blijven op wie Rob is gevallen. Natuurlijk leef je als moeder voor je kinderen, maar je mag ook écht voor jezelf blijven kiezen.”
Meer lezen?